Wet betreffende de positie van Molukkers
Artikel 6
1
Ten aanzien van de verkrijging en het verlies van de behandeling als Nederlander zijn de artikelen 2, 3, 4, 5, 5a, 5b, 5c, 6, eerste lid, onderdeel c en d, tweede tot en met vijfde lid alsmede het zevende lid, 14, 15, 15A, 16, 16A, 27, eerste lid, 28 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, alsmede van de artikelen II, III, IV en V van de Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot de verkrijging, de verlening en het verlies van het Nederlanderschap van 21 december 2000, Stb. 618 van overeenkomstige toepassing.
2
Het niet-Nederlandse kind dat niet de behandeling als Nederlander geniet en dat na de inwerkingtreding van deze wet doch vóór de inwerkingtreding van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 1984, 628) is geboren uit een vrouw die ten tijde van de geboorte van het kind de behandeling als Nederlander genoot dan wel deze op een later tijdstip heeft verkregen, verkrijgt de behandeling als Nederlander te rekenen van de geboorte, dan wel het tijdstip waarop de moeder de behandeling als Nederlander heeft verkregen.
3
Het niet-Nederlandse kind dat niet de behandeling als Nederlander geniet en dat na de inwerkingtreding van deze wet doch vóór de inwerkingtreding van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 1984, 628) krachtens beslissing van de Nederlandse, de Nederlands-Antilliaanse of de Arubaanse rechter het adoptiefkind is geworden van een vrouw die ten tijde van de adoptie van het kind de behandeling als Nederlander genoot dan wel deze op een later tijdstip heeft verkregen, verkrijgt de behandeling als Nederlander, te rekenen van de adoptie dan wel het tijdstip waarop de moeder de behandeling als Nederlander heeft verkregen.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
- Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.